Ik zie iemand gezellig kletsen, omringd met vrienden en vriendinnen.
‘Wat een klootzak’, denkt mijn jaloerse eenzaamheid.
Vol zelfmedelijden ga ik naar de kroeg en neem er nog een paar.
‘Arrogante eikel, wat denkt ie wel’, pruttelt het in mijn hoofd.
Ik heb dorst en word dronken.
De volgende ochtend word ik met hoofdpijn wakker.
Met wat aspirientjes en een zonnebril op kom ik mijn kwelgeest van gisteren tegen.
Hij blijkt op krukken te lopen, heeft te korte beentjes en een misvormd onderlijf.
Realiteit en schaamte knijpt mijn strot af.
Vol zelfmedelijden ga ik naar de kroeg en neem er nog een paar.
‘Arrogante eikel, wat denk je wel’, pruttelt het in mijn hoofd.
Ik heb dorst en word dronken.
Drank is slechts een natte pleister. En het verwijderen van de pleister doet ook zeer. Aldus de zuster.