Vlinder ging op weg naar Egel.
‘Ik moet je iets laten zien,’ zei Vlinder kloppend tegen Egels raam.
Zij wenkte de Egel die op een stoel voor het raam zat.
De Egel stond vermoeid op en volgde haar.
‘Kijk, zei Vlinder nadat ze een stukje door het boslaantje gewandeld hadden. Hier ligt mijn jas.’ wijzend naar een plek op het mos.
‘Jas?’ Egel fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik zie alleen een vreemde flodder.’
‘Dat was mijn jas.’ zei Vlinder.
‘Echt waar?’ riep Egel verbaasd uit. ‘Werd hij te klein, of jij te groot?’
‘Eigenlijk allebei,’ zei Vlinder en fladderde lichtjes omhoog en omlaag.
Een tijdje staarde Egel zijn vriendin aan.
‘Hm… mompelde hij even later schuddend met zijn stekels.
‘Vreemde gewoonte.’
Recente reacties