“Klap!”, zegt een deur. “Klap!, klap, klap!”, reageren drie deuren. We rijden weg. Ik zit met mijn zwager te ouwehoeren om het onvermijdelijke niet te voelen. De rit duurt een uurtje. Ik voel mijn adem stokken. We rijden de parkeergarage in en stappen uit. Een beetje lacherig lopen we naar de automatische deuren. We nemen een lift, maar die weigert. Dan maar een andere lift, we kijken elkaar eens aan. We vinden we waar me moeten zijn: Customs. Ik geef mijn zoon een laatste knuffel en neem afscheid. Hij loopt met zijn vriendin naar binnen. Kijkt niet om. Ik kijk hem na. Hij verdwijnt uit het zicht. Mijn hart zinkt in mijn schoenen.
Misschien zie ik hem volgend jaar weer.
Aan Borsato’s Afscheid nemen bestaat niet heb je verdraaid weinig op zo’n moment.