Met een ferme zwier gooi ik mijn autoportier dicht. Chagrijnig van een ernstig tekort aan slaap. Na halfslaperig de parkeerautomaat bediend te hebben, begin ik mijn wandeling naar kantoor. Een aantrekkelijk maar wat verstrooid meisje van in de twintig komt mij op hoge hakjes sierlijk tegemoet lopen. “Weet jij misschien waar de parkeerautomaat is?”, vraagt ze enigszins beduusd. Tegelijkertijd bemerk ik een aanzienlijke bobbel in mijn broek. Ik geef een knikje met mijn slaperige hoofd in de richting van de parkeerautomaat, enkele passen van ons vandaan. Ze kijkt verrast, alsof de parkeerautomaat opeens uit de grond is komen schieten. “Oh, wat sta ik voor paal!”. “Dat kun je wel zeggen”, merk ik op en zet mijn ochtendwandeling voort.
Duidelijk geval van te vroeg opgestaan of zoals mijn grootmoeder dat noemde:”Niet gestreken wel gesteven”.