‘Kijk voor je,’ bitcht een vrouw die in zichzelf praat, naast me in de lift.
‘Er zijn er voor minder naar het gesticht gestuurd,’ zeg ik.
‘Ik oefen m’n elevatorpitch, lul. Ik heb een sollicitatiegesprek.’
‘Heb je dat thuis dan niet gedaan?’ vraag ik.
‘Doe niet zo dom. Je weet toch wel wat ‘elevator’ betekent. Of niet?’
‘Ja.’
‘Nou dan. Het mag niet langer duren dan zestig seconden, zegt mijn coach. Daar heb ik best moeite mee; ik heb veel meer woorden nodig, dat merk ik ook altijd met speeddaten.
Hoe kan ik hier nu goed oefenen als de lift er maar twintig seconden over doet?’
‘Dan ga je toch heen en weer met de lift.’
‘Goed idee! Dank je.’
dat elevatorpitch is ook al zo’n modewoord; ik begrijp nu pas dat het slaat op een toespraak met een tijdsduur zoals wanneer je in een lift staat.