Ze staat op de rand van de glinsterende stoep. Met haar handen klampt ze haar ellebogen vast, klappertandend en wankelend op haar stiletto’s. Ik herken haar nauwelijks. Haar lokken, eens de glanzende trots van moeder, plakken aan haar wangen alsof ze permanent huilt. Het arme ding. Wanneer zou ze voor het laatst fatsoenlijk gegeten hebben? Of zich hebben gewassen, geschrobd met zeep zoals moeder het vroeger deed?
Van de mannen in de auto’s die de laatste uren zijn voorbijgekropen, zijn zulke basale levensbehoeften niet te verwachten. O, er zijn erbij vermomd als heer. Maar ook die nemen slechts, geven niets. Of laten het gebeuren, net zo erg.
Ik kijk hoofdschuddend weg. Wat is er toch een ellende op de wereld.
Melodrama! Maar wel mooi melodrama, met een degelijk portie cliché en een degelijk portie emotie.
Gelukkig staan er in ons land voldoende hulpverleners om de spijtoptanten verder te helpen.
met vriendelijke groet,
Chris
@Chris – bedankt voor je reactie. Vind je dit een cliché-metafoor?
Ok
Beste LP,
Metafoor? Voorzekers niet, nee. Net zo min als mijn reactie op jouw bijdrage.
Met vriendelijke groet,
Chris
Paar vragen. Wat deed je daar? Wie herken je dan? Waarom doe je niks? En geen smoesjes over zeep.
Tja, en dan wegkijken… Mooi beeldend beschreven.