‘Wat eten we?’
‘Opwarmmaaltijd.’
‘Niet wéér! Je zou vandaag gaan koken, pap. Ik kan echt veel beter bij mama gaan wonen.’
‘Is het daar veel beter dan?’
‘Veel slechter dan hier kan niet.’
‘Wacht maar af. Je moet eens weten hoe je moeder als student was. Chips, patat, pizza. Net zoals jij eigenlijk.’
‘Je lult.’
‘Nee, ik lul helemaal niet. Zal ik de foto’s eens gaan zoeken? Misschien vind ik dan ook nog een leuke babyfoto van jou en je broer.’
‘Néé! Niet die babyfoto’s!’
‘Kut!’
‘Wat?’
‘Aangebrand.’
‘Wat?’
‘De opwarmmaaltijd is een té opgewarmde maaltijd geworden. Zullen we anders bij je moeder gaan eten? Als ze kookt, dan is het vaak wel lekker.’
‘Je mist haar, hé?’
‘Enorm zeg.’
De liefde gaat door de maag …
Het cliché dat mannen niet kunnen koken wordt weer lekker aangedikt, maar wel leuk.