Pas geleden nog wandelde ik met Pilatus, de aardige knappe broer van Hokus, naar de pas in de Zwarte Bergen. We hadden amandelpas bij ons, voor de energie. “Dit geeft geen pas,” zei een passerende smeris, “twee mannen op deze plaats. Laat uw passen eens zien.” Ze werden in orde bevonden.
“Hebben we ze nu gehad?” vroeg Pilatus. “Nou nee,” antwoordde ik. “Ken je bijvoorbeeld de PAS-drank?” Hij keek vragend. “Para-aminosalicylzuur. Smerig goedje met een iets zoete nasmaak. Tegen de tering.”
“Hoe weet je dat nou weer?” vroeg Pilatus, gewend aan rare drankjes met zo’n broer.
“Ik ben verdacht van tuberculose, ik dacht dat je dat wel wist.”
In zijn net passende strakke broek nam hij geschrokken een pas afstand.
Geweldig.
@André is jouw naam dan Pocus?
Pilatus Pas,