“Kometen!” Galmde het door de straat: moeder riep. Ik rende dan altijd in doodsangst naar huis. Moeder had de tafel alvast gedekt. We moesten eerst bidden: “Zegen gij oh goede God…” Ik bad dan altijd stiekem dat de kometen ons alsjeblieft mochten missen. En dan zo vlug mogelijk eten voor het gevaar insloeg.
Na het eten rende ik naar de trapkast waar ik mijn eigen schuilkeldertje had ingericht, compleet met kussen, dekens en zaklamp. Vaak viel ik daar in slaap, angstig en eenzaam, dan droomde ik over lava en explosies.
Later kwam ik erachter dat het helemaal niet waar was van die kometen. Dat het een trucje was. Als het echt was geweest hadden we wel onder de tafel gegeten.
Een aparte maatregel om de kinderen aan tafel te krijgen. Het werkte wel. Die persoonlijke verhaaltjes lees ik graag van je.
Goed verhaal met een perfecte laatste zin.