Ik probeer de dood van mijn lijf af te douchen. Het kroop onder mijn huid en pulseerde rillingen. Vanuit mijn schouders naar mijn onderrug. Ik heb niet gekozen, maar toch gespeeld. Een buik die kampt met de woede tegen de werkelijkheid. Een buik die kampt met de wetenschap dat ieder lichaam een laatste zucht heeft.
De natuurlijke afkeer. Natuurlijk de afkeer. Onbehagen, als een douchegordijn die pardoes aan je door water opgewarmde lichaam blijft kleven. Hij was te jong, echt veel te jong. Hoeveel woorden heeft nu eigenlijk de zin van het leven…?
De eerste resultaten bij het googlen naar ‘Proceswerk’ beloven ook al weinig goeds.