We vallen momenteel van de regen in de drup.
Regen heeft iets moois in de lente.
De paraluus komen te voorschijn in alle kleuren van de regenboog.
We laten ons van de beste kant zien en klagen.
Klagen kunnen we als de beste met zulke luchten.
Maar kijken we wel naar de natuur?
De bomen lopen mooi groen uit.
De tulpen laten hun mooiste kleuren zien.
Kijken we wel eens naar links of naar rechts?
Kijken we wel eens naar boven of naar de grond?
Ja, echt waar, regenwater geeft kleur aan de planten en gewassen.
Ik veeg een regendruppel van mijn gezicht en loop verder.
Ja, hoor. Ik kijk en loop tussen de druppels door. En geniet!
Eerlijk gezegd vind ik deze voorbeelden minstens zo mooi in de zon.
Ik erger me aan het hoge wij-gehalte van dit stuk. Wie is wij? Wordt iedereen daar ongevraagd maar zo bij ingelijfd? De rest van het stuk zou net zo krachtig kunnen zijn als de laatste zin, waar je wel ik schrijft. Kennelijk hoort de ik van het stuk niet bij de wij waarover geschreven wordt.