Als een grote paraplu klapte de avond zich open. Wiebelend aan een hemel vol sterren prikte hij zijn punten achter de dag en bolde duister om steegjes waar angst lag te kleumen. Dikke vlokken bedekten de straten, de stad was gehuld in een ijzige stilte. Maar ergens tussen de slapende huizen opende en sloot een deur. Vlugge voetstappen baanden zich een weg langs opschrikkende ratten en een vergeten jasje. Elke nacht holde hij naar haar toe. Dan drukte hij zijn handen tegen het glas en dansten ze in gedachten samen. Alleen zij twee. Zijn armoedige kleren pasten niet bij haar rode jurk van zijde, maar dat gaf niet. Ze dansten tot de zon hem kwam halen. De paspop en hij.
Erg mooi.
Ontroerend, ondanks de kou en het donker is het een licht verhaal.