Woest was de wind, hij blies wild om zich heen. Onschuldige bladeren wervelden van de takken, ontheemd en verdwaasd op weg naar overal of nergens. Kale takken zwiepten, sommige knakten. Bomen bogen voor het herfstgeweld, sommigen ontwortelden. Toen werd het stil.
Enkele eenzame witte vlokken dwarrelden uit een grijze grauwe lucht. Al snel werden het er meer, zoveel, ze waren niet te tellen. Teder vleiden ze zich neer, bedekten gehavende plaatsen. Gaven een ander beeld, creëerden een eigen wereld. Want alles werd wit.
Speels blies een milde wind de witte wereld verder. Plagerig, kriebelig, vol fantasiefiguren. Behoedzaam kwam de ook zon te voorschijn. Die tekende met gele stralen sporen in het wit. Samen veranderden ze de wereld in een sprookje.
Gisteravond luisterde ik naar Glassworks (Philip Glass). Die muziek hoor ik al lezend bij dit bijna gedicht-sprookje.
Mooi 120-woordenverhaal. Mooie titel ook.
Mooie beelden, maar op deze herfst lijkt het niet erg.