Daar ligt mijn liefste, naast me, haar rug naar me toegekeerd. Mijn ogen bewonderen haar prachtige vormen, die door het deken gevolgd wordt. Zachtjes glijd mijn hand over haar heup, die juist nu zo mooi is omdat ze slaapt. Ik luister naar haar zacht, zuchtende adem.
āNiet wakker worden mijn liefste, laat me in stilte even strelen en dromen, want de schoonheid van je silhouet, die mijn hand voorzichtig volgt, die mij in slaap wiegt, is zo mooi, zo warm, zo heerlijkā.
Ik voel een schokje in haar lijf. āNiet wakker worden mijn lief!ā
Ik haal mijn hand voorzichtig weg, draai me om en droom verder, me lavend aan mijn allerliefste die zo zachtjes zucht in haar slaap.
Zo mooi, Johan!