We wachten. Terwijl het eerste ochtendlicht langzaam over de heuvel, onze heuvel, glijdt, wachten wij. In het donker zijn we gekomen, onzichtbaar en onhoorbaar. Ondanks de kou die pas verdwijnt als de zon kracht krijgt, staan we doodstil op onze plaats.
Als het straks licht wordt, is het duidelijk dat we hier zijn. Dan geven onze mutsen de heuvel, nog bedekt met bruine en grijze tinten, kleur. Zwijgend knikken we elkaar toe: die van het water met hun blauwe mutsen, die van het veld met groene, de wijzen met zwarte en de bouwers met rode. Iedere ambt heeft zijn eigen kleur maar desondanks zijn we gelijk. Dat maakt ons kleine volk groot.
We luisteren en wachten op dat ene moment.
Kabouters of Brave new world?
Goud!