De boom hult zich in vele kleuren
en ik kleur met hem mee.
Hij wortelt diep, staat stevig
en ik wortel met hem mee.
Hij vangt de wind en ruist
en buigt en komt weer overeind.
De stormen die hem plaagden
heeft hij overleefd
Ik vang en ruis en buig
en kom weer overeind.
Laat de stormen razen!
Kom blaas mij maar omver!
Maar dat kleuren.
Telkens kleuren.
Rode tinten.
Schaamtekleuren.
Ach, het kleuren van de boom en mij:
Wij weten,
dat wie zich bloot gaat geven
kleurt.
vind ik mooi. ik voel m.