Vanaf de aanschaf eind maart is het gemiddelde dat ik fiets toch 5 of zelfs 6 dagen per week. De e-bike eruit na een valpartij, en een toerfiets met 21 versnellingen er voor in de plaats. Meestal is het een tochtje van iets meer dan een uur, anderhalf uur. Zo ga ik naar de plaatselijke rijwielhandel voor een nieuwe achterband met profiel. Ik wacht in het halletje tot mijn fiets uit de werkplaats wordt gehaald. Een jongen die binnenkomt met een fiets aan de hand vraagt direct of ik ergens op wacht.
Waar komt dat ongeduld toch vandaan?
Waarom is het kennelijk vanzelfsprekend dat je meteen aan de beurt moet zijn? Wat is er mis met gewoon even moeten wachten?
@Luc: ongeduld wordt ook gevoed door de snelheid van de sociale media, als je na een half uur nog niet gereageerd hebt, gaan mensen al vragen of je de boodschap al ontvangen hebt.
En verder onderschatten mensen ook de snelheid van een ebike: zo ben ik aangereden door een ebiker en schoot mijn schouder uit de kom. Sindsdien heb ik een heilige schrik voor die fietsen. Dan maar wat langzamer, en verder geen haast in de rest van mijn leven.
Lisette, social media speelt zeker een rol, daar heb je gelijk in. In mijn ogen oogt het op een of andere manier “lomper”. Mijn ebike heb ik eruit gedaan omdat de medeweggebruikers mij niet aan horen komen. Je oren zijn voornamelijk ook gericht om geluid van voren op te vangen, van achter bellen en op volle snelheid naderen…die twee is een ongelukkige combinatie. Ik heb trouwens geen spijt dat ik er een gehad heb maar zeker ook geen spijt van de andere aanschaf. Ik vind fietsen nog steeds leuk.
Ik ben net terug van een vakantie in Zuid-Limburg. We sjeesden op de gehuurde
e-bikes gevaarlijk hard naar beneden. Met een gevoel van adrenaline en wat groepsdruk. De wielrenners gingen soms net zo hard als de auto’s. Het had helemaal verkeerd af kunnen lopen. De fiets lijkt me geweldig, maar zo hard als nu doe ik nooit meer.