Er was eens een heks. Zij woonde als verstoten diep in het donkere woud. Ondanks haar bezoekjes naar het dorp, wist niemand hoe zij er precies uit zag. ‘Helgroene ogen’, zei de priester. ‘Neen! Bloeddoorlopen zijn ze’, sprak de slager hem tegen. ‘Gitzwarte kijkers met zo een giftige blik’, riep de apotheker.
Het gerucht ging dat zij van gedaante kon wisselen. Toen de heks op een dag het dorp binnenwandelde, stond plots een meisje voor haar neus. ‘Vertel me wat je ziet?’, vroeg de heks. ‘Sproetjes’, zei het meisje. ‘Dan ben jij heel dapper.’
‘Ik weerspiegel ieders grootste angst. Maar dankzij jou, dappere Dora, zal vanaf nu iedereen enkel sproetjes zien.’ De heks glimlachte en leefde nog lang en gelukkig.