Koninginnenach in de Hofstad. In een onooglijk kleine kroeg loopt een man van de bar naar de wc, die te bereiken is door een vijf meter hoge, erg steile trap te beklimmen. Een monsterzege, deze tijd van de avond.
Bovenaan de trap staan twee meisjes te zoenen. De ene is bloedstollend mooi en gaat gekleed in een spijkerbroek, de andere is -lief gezegd- een dikke zeug en loopt rond in een niemendalletje wat een rok moet voorstellen.
Zodra de man de tweede traptrede bestijgt, kijken de meisjes om. De zeug, niet alleen dik maar ook straalbezopen, verliest haar evenwicht en stort de volledige trap af.
Ze komt tot stilstand tegen de benen van de man, die onbedaarlijk begint te lachen.
Het ontpersoonlijken van degene die te zwaar is, en het te degraderen tot een zeug, geeft een inkijkje in de geest van de schrijver. Leuk!
Kauneginnenach in de Hofstad. In een onauglijk klène kroeg laup een man van de bar naah de wc, die te berèke is doâh een vèf meitâh hauge, erg stèle trap te beklimme. Een monstegzeige, deize tèd van de avond.
Bauvenaan de trap staan twei mèsjes te zoene. De eine is bloedstollend maui en gaat gekleid in een spèkegbroek, de andere is -lief gezeg- een dikke zuig en laup rond in een niemendalletje wat een rok mot voâhstelle.
Zodra de man de tweide traptrede bestèg, kèke de mèsjes om. De zuig, nie allein dik maah auk straalbezaupe, velies haah eivewich en stogt de volledage trap af.
Ze komp tot stilstand tege de bene van de man, die onbedaarlijk begint te lache.
geintje, dus. Ook in het Haags 120 woorden
Kankahgaaf!