Hij wijst met zijn ogen naar zijn rugtas. ‘Portemonnee,’ versta ik.
Ik geef de portemonnee aan de caissière.
‘Kunt u het pasje eruit halen?’ vraagt ze me met een vies gezicht.
‘Nee. Dat moet jij doen.’
Met de aanplaknagels van duim en wijsvinger opent ze de portemonnee; pasjes vallen op de band. Ze trekt een nog viezer gezicht.
Ik pak de portemonnee uit haar hand, stop de pasjes terug en houd de pinpas voor het betaalapparaat.
Alles wat ze maar kan desinfecteren spuit ze onder.
‘Dat doe je normaal gesproken toch ook niet?’
‘Dit soort mensen kwijlt en dat is vies.’
Ik pak mijn bespoten boodschappen van de band.
‘U moet nog betalen.’
‘Dat doe ik liever bij de zelfscan.’
De zelfscan is de zoveelste manier van de supermarktgiganten om op personeelskosten te besparen. Ze dragen al bitter weinig sociale lasten af, investeren nagenoeg niets in inwerken, kortom hier wordt tot het uiterste gegaan. Geen fijne ontwikkeling. Ik laat de zelfscan voor wat hij is en sluit wel aan bij de rij. Die paar minuten langer maken me ook niets uit. Helaas moet ik wel bekennen dat niet iedereen zoveel geduld heeft. Ik houd bijvoorbeeld de 1,5 meter afstand in ere, maar degene achter me staat vaak wel onderhand het karretje tegen mijn hielen aan te duwen of in mijn rug. Om nog maar te zwijgen van mensen die menen dat de boodschappen zo snel mogelijk op de band moeten.
Luc. De werkgelegenheid is in deze stukjes niet aan de orde. Dat is me al jaren duidelijk. Het gaat over totaal iets anders zoals je kunt lezen. Hoe een snotaap van een caissière een gehandicapte klant behandelt. Eén van de twee stukjes is waargebeurd.
Ik hoop dan dat deze waargebeurd is, want de andere versie is te gedurfd. Gelukkig zijn niet alle kassamedewerkers zo.
Lousjekoesje. Inderdaad, dit is waargebeurd, hoewel ik de neiging had me volgens de eerste versie te laten gelden. Maar ik ben wel fatsoenlijk.
Dan had ik dat goed ingeschat. Zo ‘ken’ ik je.
Lousjekoesje. Jij mag nooit meer raden, haha!