‘Hoi, ik ben Elise.’
‘Ik ben Eduard. Zenuwachtig? Waar kom je vandaan, Lisa?’
‘Uit Groningen, zeg maar. Jij?’
‘Ik kom ook uit Maastricht.’
‘Dat dacht ik al, Edward, we hebben hetzelfde accent. Wat drink jij?’
‘Gin-tonic.’
‘Lekker, doe mij ook maar een mojito.’
‘Heb jij kinderen?’
‘Een jongen en een meisje, zeg maar.’
‘Nou ja zeg… ik heb ook een hond en een kat!’
‘Zullen we splitten, Eduard?’
‘Nee, hoor!’
‘Lief van je.’
‘Jij had een vegetarische kroket en hamburger, en die zijn veel duurder. Dus betaal jij maar driekwart.’
‘Willen jullie elkaar nog een keer zien?’
Eduard: ‘Ja, leuk.’
Elise: ‘Ja, we hebben veel raakvlakken, zeg maar.’
Bij de tweede date bleek Elise helaas allergisch te zijn voor huisdieren.
Goed stukje, Han. Leuk weergegeven ook, zeg maar.
Ewald, ik had de man eerst Ewald willen noemen. Maar ik durfde dat toch niet aan.
Achteraf gezien een verstandige beslissing, Han.
Leuk! Dat kijk ik ook graag. Ik mis de uitspraak: “Nou, daar zitten we dan…”
Dank je! 120 woorden zijn te weinig. Een langere versie zet ik waarschijnlijk op Schrijverspunt.
Inderdaad, Ewoud, uh… Ewald.
Bij ons in het Brabants dialect bestaat de uitspraak ook; wilde wa drinke? Ja, maar gen tonic. Ben trouwens geen kijker van het program. Grt
Je mist niks, behalve dat je erover kunt schrijven.