Tussen de schuifdeuren ontmoet ik haar. We blijven als aan de grond genageld staan. Twee dolende zielen herkennen elkaar. Lange tijd zeggen we niets. Ik schat haar zeker veertig jaar ouder.
‘Ik heet Karel,’ zegt ze tenslotte, ‘maar zeg maar Bouchienne.’ Ook ik stel me voor en we omhelzen mekaar. Zij steekt teder haar tong in mijn oor. Ik huil zachtjes van ontroering.
‘Over drie jaar word ik honderd, dan kom je toch? Ik zorg voor een mooie fles wijn, schone lakens op mijn bed en een kussen voor onder mijn billen.’
Ik stamel dat ik zeker zal komen. Ze lacht lieftallig haar kunstgebit bloot, draait zich om en huppelt weg.
‘Bouchienne,’ roep ik nog, ‘Bouchienne!’ Ik blijf verbijsterd achter.
Liefde kent geen leeftijd, zo blijkt maar weer.
Mooi geschreven, Ewald.
Dank je, Nel. Veertig jaar is toch wel erg veel…
@Ewald. Een echte Ewald!
Dit vind ik een heerlijk verhaaltje, een dia in de grote doos van het leven.
Wat een mooie 120w, het ontroert me.
@Berdien, dank voor je reactie.
@Han, leuk om te horen dat je mij hierin herkent.
@Alice, dank je. In dit stukje probeerde ik zowel een lach als een traan op te wekken.
@Allen, voorlopig ben ik even weg. Maar binnen 120 dagen…
Ware liefde gaat nooit verloren. Wel in het schijnlicht, niet in het echte licht.
Wat is veertig jaar in de warmte van echte liefde? Bijzondere tekst weer Ewald!