Het is in de vroege ochtend van 10 mei 1940. Slapen lukt nauwelijks vannacht. Vandaag word ik 10 jaar; een belangrijke dag in een jongensleven. Ik weet al dat ik nieuwe klompen krijg, maar voorlopig zijn die alleen voor de zondag.
Geleidelijk aan maakt de stilte van de nacht plaats, voor een angstaanjagend gebulder dat zijn weerga niet kent. Honderden vliegtuigen vliegen in westelijke richting over onze boerderij. Angstig verlaat ik mijn slaapkamer en tot mijn verbazing zie ik een zwak lichtschijnsel onder de deur van de nette kamer doorkomen.
Vader zit in zijn zondagse stoel en m’n moeder zit bij hem op schoot. ‘Ze zijn er, jongen. De Duitsers. Onze vrienden. Vanaf nu wordt alles anders. Beter.’ Vader glundert.
Dit vind ik écht sterk! Controversieel moedig dat je dit uitgangspunt neemt. Hartje!
Dank je, buitenboek. Niet zo moedig, hoor. Ik heb de oorlog niet meegemaakt en mijn ouders waren zelf nog kinderen.
Ewald, het lijkt mij vreselijk voor onschuldige kinderen. Hartje!
Dank je, Han. Het is fictief, mijn stukje, maar in werkelijkheid hebben kinderen van ‘foute ouders’ hier vaak de rest van hun leven onder geleden.
@ Ewald. Mijn oprechte excuses! Ik bedoelde helemaal niet en had door je stukje ook niet de indruk dat jouw ouders tijdens de oorlog ook maar een heel klein beetje fout zouden geweest zijn. Ik bedoelde dat het eerder voor de hand liggend is om de zijde van de “goeden” te kiezen…
Sorry.
Beste Buitenboek, zo had ik je opmerking ook niet opgevat.
Excuses zijn dus niet nodig en bovendien, als jij wel die indruk had gehad, zou ik je dat niet kwalijk nemen.
OK Ewald, en een verzetje kan nooit kwaad, hé.
Zo is dat, buitenboek.