De pijn, het afschuwelijke geheim nooit met iemand te durven delen, schijnt haar dragelijker toe, dan met de pijnlijke waarheid naar buiten te komen.
Opa, haar lieve opa, op wie ze zo dol was geweest, op wiens rug zij paardje had gereden, die haar had voorgelezen, op ijsjes getrakteerd, meegenomen had naar de dierentuin en vaak zó had gekieteld, dat ze het bijna in haar broek had gedaan, was niet alleen haar opa geweest. Nee, opa was tot haar ontsteltenis haar biologische vader, haar verwekker.
Pas na zijn overlijden kwam moeder met de waarheid op de proppen. Jarenlang was zij door haar vader misbruikt, verkracht. Moeder had haar op haar zestiende gekregen en uit angst en schaamte nooit aangifte gedaan.