Zaterdagavond is hún avond. Herman en Francine trekken zich met twee kaarsen, twee wijnglazen en een pakje shag terug in de slaapkamer.
De kinderen hebben zij al jong voorgelicht. Uiteraard het technische gedeelte, de bloemetjes en de bijtjes. Maar ook het mooie, het lieve, het tedere hebben zij de kinderen getracht bij te brengen. Het belang van kaarslicht, rozenolie, wierook. De Bolero van Ravel, het Adagio sostenuto uit het tweede pianoconcert van Rachmaninov. Altijd weer uitnodigend tot een vurige, langdurende vrijpartij.
Alle drie de kinderen zijn in de vroege jaren zestig geboren. Op aandringen van Francine slikt haar dochter Hermelijn de pil. In tegenstelling tot haar moeder, die een strijdbaar feministe is, scheert Hermelijn wél haar oksels en haar benen.