Begin februari beginnen de met sneeuw bedekte knoppen van de lindeboom alweer zachtjes te zingen over de lente die nadert, maar de jonge, schokschouderende vrouw heeft hier geen enkel oog voor. Hevig snikkend zit zij bij de sympathieke, begripvolle rechercheur op zijn werkkamer.
‘Nou, meisje dan toch. Als je dat allemaal van tevoren had geweten. Ik zou me toch voor alle zekerheid maar even laten testen, je weet maar nooit. Bacteriën, bacillen; ik ben niet helemaal op de hoogte van de inwendige flora en fauna bij overleden vrouwen en wie weet waar hij hem nog meer ingestoken heeft? Geiten, schapen? Kadavers misschien?’
‘Ik wil je niet bang maken, neem een slokje chocomel. Ah, zie ik daar alweer een voorzichtig lachje?’