“Verdorie,” moppert de magnolia. “ Vroeger kon ik in maart aan mijn uitlopers voelen of het bloeitijd was. In april mochten mijn knoppen naar buiten, vervolgens was het kleur bekennen en dat duurde tot de meimaand. In juni vielen de kroonjuwelen naar beneden, in juli verloor ik takken en dan was het tijd voor de zomerse winterslaap. De laatste jaren is de natuur in de war. Soms voel ik in oktober knoppen in mijn armen. Wanneer ik dan met de wind meewapper, zwiert mijn kroon eraf. Of ik krijg ineens bladeren in december. Of erger nog: in februari. Gek word ik ervan.”
Paaszaterdag. Huiverend kijk ik door het raam. De thermometer geeft zes graden aan. In de voortuin dwarrelen magnoliablaadjes.
Odette,
Wat een juweel van een verhaal.
Dank je wel.
Groet, Jos
[…] Metamorfose ( 13) […]