Tegenwoordig huilt er niemand nog om mij.
De allereerste keer had iedereen zich om mij heen verzameld. Een stroom van tranen vloeide samen met mooie woorden. Liefdevol werden rozen om mij heen gelegd. Rood, omdat ik daar zo van houd.
De volgende ochtend volgde een vloedgolf van boosheid. Ik had hen bedrogen zonder dat ik het wist.
De tweede keer werd er vol verbazing en ongeloof gereageerd. Een paar voorzichtige tranen vielen op mij neer. De rode rozen bleven achterwege.
Nu stap ik elke avond alleen in mijn kist. Zonder tranen. Zonder woorden.
Niemand kijkt toe. Niemand vraagt nog iets.
Twintig jaar geleden zijn de laatste rode rozen verwelkt.
Ik sterf elke avond en ik word elke ochtend opnieuw geboren.
Lijkt mij best leuk.
Overdag is toch maar een dooie boel.
Mooi verhaal, zeker binnen het thema, maar de laatste regel lijkt overbodig te zijn. Omdat dat uit het verhaal al blijkt.