Iedere keer als ik het hoor, denk ik: ‘Hoor ik nu een koekoek?’. Toen ik het niet meer hoorde, was de gedachte ook gelijk gevlogen. Maar daar hoorde ik het weer. En ineens wist ik het!
De buurjongen heeft namelijk verkering met een meisje, de dochter van Van Schenk. Zij haalt hem op voor school en roept hem aan onder zijn slaapkamerraam met ‘Koekoek, koekoek, koekoek’. Zacht genoeg, maar ik hoor het wel. Lief.
Voor ik het vergeet, maak ik straks een felicitatieverkeringskaart, met een koekoek er op en met wat andere vogels. Dat is misschien het leukst. Ik schat in dat ze ergens ook wel gaan tortelen als echte duiven. Misschien hoor ik dan morgen wel: ‘Roekoe, roekoe, roekoe’.
Wat een prachtige vertelling. Dat is het. Liefde in zijn prille glorie. Veel beter kun je het niet beschrijven. Mooi en ontroerend.
Al wat mooi is verdient een vogellied. Daar ga ik de nacht mee in, dromen maar met die hap.