Ze legt haar handen op haar buik, schommelt zachtjes heen en weer. Haar gezicht verkrampt, ze staat op.
Ze legt alle kleertjes naast elkaar, vouwt ze weer op, streelt het zelfgebreide mutsje.
Ze grijpt haar haren vast, schreeuwt zonder geluid.
Ze staat op, loopt naar het raam, legt haar handen tegen het glas, knijpt haar ogen dicht tegen de zon.
Daarbuiten in de sneeuw zou ze warme kinderwantjes hebben aangedaan. Een koud neusje hebben afgeveegd. Binnen een beker warme melk en een koekje, een verhaal voor het slapengaan. Een kus op het hoofdje.
‘Het hartje klopt niet meer.’, zeiden ze. ‘Het spijt ons.’
Ze gaat terug naar de stoel, legt haar handen op haar buik.
Het was maar een sprookje.
Och… Wat verdrietig. Ontroerend mooi geschreven.
Bitterzoet.