Er is een reusachtige man. Hij heeft ogen groot als tennisballen. Een snor grof als een bezem. Zijn broekspijpen en hemdsmouwen zijn altijd te kort. Op straat kijkt men hem na en lacht om hem. Dan kruipt hij ineen alsof hij uit alle macht probeert te krimpen. ’s Avonds, als het werk gedaan is, komt hij eenzaam thuis. De schouders gebogen door de last van zijn lengte en nóg moet hij bukken om zijn huis binnen te gaan.
Maar eenmaal thuis gekomen, neemt hij haar teder in handen, zijn gezicht met gesloten ogen naast haar hals en hij strijkt langzaam langs haar lange snaren. De diepe, donkere klanken van de contrabas vullen de kamer. En hij wordt… klein, kleiner, kleinst.
~Groots~
Muziek plaatst alles in perspectief.
Mooi!
Prachti
Vooruit, met een g, prachtig behoort ook prachtig te zijn
@Sabine Kars: ik had het niet beter kunnen zeggen!