Elke avond in november klopt haar jeugd op alle ramen. Hamert, tot ze met matglazen blik geluidloos haar schaduw volgt, dwalend door desolate straten van een stad die nooit veranderd is.
Eenmaal op de oude brug schieten duizend ingeblikte ogen langs, maar niemand die haar daar ziet staren. Aan de rand luistert ze urenlang naar de godvergeten onderhuidse mijnen. En naar ruisende verwijten; over en weer, en weer, en weer.
Dan zoekt ze in het donker de kortste weg terug. Haar radeloze lach daalt af, maar de kolkende rivier stuurt haar keer op keer naar huis – waar dat ook mag wezen. Daar blijft de waterkoude nacht voor altijd aan haar kleven.
Cool.
Mooi verwoorde uitzichtloze eenzaamheid.
Poëzie van verdriet.
Taal van een talent.
Woorden die beelden.
Beelden die ik zie.
recht in de ziel!
Dank jullie wel.
Heel mooi sfeerstukje.
Dank je Hay.
Niet dat het nodig is om die dankbaarheid Anoniem te uiten